Toespraak Excellentie mevrouw L. George-Wout, Gouverneur van Curaçao, van 11 mei 2017 ter gelegenheid van de beëdiging van de leden van de Staten van Curaçao na de tussentijdse verkiezingen van 28 april 2017.
Dames en heren, Op 2 november 2016 heb ik in een ceremonie de eed of belofte afgenomen van de nieuwe leden van de Staten verkozen na de reguliere verkiezingen gehouden op 5 oktober 2016. Vandaag komen wij wederom bijeen. Nu na verkiezingen laatstelijk gehouden op 28 april 2017.
Hoewel deze tussentijdse verkiezingen voor iedereen onverwacht kwamen, zijn ze gehouden binnen de kaders van de wet. Ook het verloop van de verkiezingen zelf was uiteindelijk rustig en ordentelijk, een brevet van vermogen voor Curaçao!
De burgers van Curaçao hebben getoond dat zij zich goed bewust zijn van de verantwoordelijkheid die op een ieder rust ten aanzien van het kiesrecht. In dit kader zal ik de koninkrijksregering in overweging geven het Koninklijk besluit van 3 mei 2017 te doen vervallen.
In de afgelopen periode is gebleken, dat ons staatsbestel hoewel robuust, versterking behoeft. Het tillen van onze parlementaire democratie naar een hoger niveau van betrouwbaarheid en stabiliteit, vereist een indringende en eerlijke evaluatie van de wettelijke regelingen die haar dragen. De afgelopen periode heeft een licht doen schijnen op onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in het systeem, met name ten aanzien van situaties die wij niet hadden voorzien, en die ons voor constitutionele vragen en ongewenste uitdagingen hebben geplaatst. Ik verwijs hierbij zowel naar de Staatsregeling, het Kiesreglement Curaçao als uw eigen Reglement van Orde. Het ligt op uw weg, om samen met de regering, verandering hierin te brengen.
Vandaag staan wij hier, in deze zaal, waar velen u zijn voorgegaan, omdat de burger zijn vertrouwen in u heeft gesteld. Het vertrouwen dat u zijn belangen, binnen de context van het algemeen belang, zult kunnen vertegenwoordigen op een weloverwogen en respectvolle wijze.
Onze Staatsregeling vertegenwoordigt de rijke historie van de parlementaire democratie in het Koninkrijk. Zo ook, de tekst van de eed of belofte die u zult afleggen. Deze eed of belofte spreekt u hier in het Paleis uit, maar daarbij richt u zich tot de burgers van Curaçao en belooft u het belang van alle burgers te dienen. Daarom is deze ceremonie dus niet alleen heugelijk, maar ook plechtig.
De Staten vervullen een eigen, essentiële rol in het bestuur van het Land. In de woorden van de preambule bij de Staatsregeling: Onze regering, ons parlement en onze rechterlijke macht zijn de hoekstenen voor een duurzame positieve ontwikkeling van ons Land. Drie hoekstenen, elk met een eigen, onmisbare en onvervreemdbare taak.
De taak van de Staten als kritische partner van de regering in het bestuur van het land vereist van de leden inlevingsvermogen in de noden van de burgers, maar ook een bewustzijn van de grenzen van de mogelijkheden van de overheid. Het budget waarover het bestuur kan beschikken is immers eindig. Elke gulden kan alleen één keer worden uitgegeven.
Op de Staten, als tegenhanger van de regering, rust dan ook de verantwoordelijkheid te controleren, dat het bestuur rekening houdt met de uiteenlopende belangen in de samenleving. Dat het bestuur alternatieven afweegt, weldoordachte keuzes maakt en opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. De Staten hebben hierin een actieve rol. De Staten controleren immers de regering vooraf op de voorstellen die voor uitgaven worden gedaan. En achteraf bij het beoordelen van de werkelijke uitgaven.
Daarnaast hebben de Staten jegens de burgers een belangrijke rol, door deze openhartig te informeren over de complexiteit van het algemeen belang. Bij het besluiten over voorstellen is het dan ook essentieel verschillen van mening, op inhoud te beslechten en met inachtneming van het algemeen belang.
Op 5 april 2013 hebben de Staten het bijzondere feit herdacht dat Curaçao 75 jaar een volksvertegenwoordiging kent. U vormt dan ook een onlosmakelijke schakel in een keten van maatschappelijke verantwoordelijkheid die door opeenvolgende generaties wordt gedragen.
Het lidmaatschap van de Staten is een eer. Het is immers door uw werk, dat de fundamenten worden gelegd voor de verdere versterking van onze democratische rechtstaat en voor het bevorderen van het welzijn van de burgers.
Ter afsluiting wil ik u de volgende slotwoorden van de preambule bij de Staatsregeling in herinnering brengen: “…. want gezegend is het volk dat de Heer als God heeft. We zullen onze krachten bundelen en in gelijkheid en in vrede ons Land met liefde dienen.”
Ik wens u allen veel kracht en succes toe bij de uitoefening van de belangrijke taak waartoe u bent geroepen.