Het paleis van de Gouverneur heeft een woon en werkfunctie. De Gouverneur ontvangt hier zijn bezoekers en er worden ceremonies gehouden. Bij dit laatste moet onder andere gedacht worden aan de beëdiging van nieuwe ministers en leden van de hoge colleges van staat, maar ook de naturalisatieceremonies vinden hier bijvoorbeeld plaats.
Het gebouw kent een lange historie. In 1634 veroverden de Nederlanders, onder leiding van Johan van Walbeeck, Curaçao op de Spanjaarden. Curaçao werd destijds beschouwd als een strategisch gelegen eiland van waaruit kon worden getracht de Spanjaarden te bestrijden. Daarnaast was Curacao en ook Bonaire van groot belang voor de zoutwinning. Grootste prioriteit was de bouw van een fort waarmee het eiland kon worden verdedigd. De monding van de Sint Annabaai bood hiertoe een uitgelezen plaats en op deze plek, het centrum van het eiland, werd Fort Amsterdam gebouwd, waaromheen vervolgens Willemstad verrees.
Het paleis staat op dezelfde plaats waar in 1635 het eerste fort werd gebouwd. In de daaropvolgende twee jaren werd hier de eerste woning van de vertegenwoordiger van de West-Indische Compagnie (WIC) aan toe gevoegd. Deze voorloper van het Gouvernementspaleis was een twee verdiepingen tellend houten gebouw, waarvoor het meeste materiaal uit Amsterdam was meegenomen.
Niet veel later werd het houten gebouw vervangen door een stenen woning die de kern vormt van het huidige paleis. De stijl is in de loop der eeuwen echter aanzienlijk veranderd. Het oudste deel van het gebouw bestond uit een paviljoen aan de voorzijde, dat door zijn lengte in twee vleugels werd gesplitst, met een centrale passage in het midden. Niet lang na de eerste bouw werd aan de achterzijde het tweede paviljoen, met de monumentale dubbele trap ervoor, toegevoegd. In 1765 vond de uitbreiding met een open galerij aan de havenzijde plaats. In deze staat bleef het gebouw circa honderd jaar zonder wijzigingen.
In de jaren 1868-1870 werden intensieve verbouwingsplannen gemaakt. Het hoofddoel van al deze plannen was om het uiterlijk van het gebouw zijn waardigheid terug te geven en meer ruimte te creëren. De uiteindelijke verbouwing bleef echter beperkt tot het bijtrekken van de open galerij tot het hoofdgebouw, de omzetting van de geprojecteerde balkonkamer in een “hangend” balkon en het aanbrengen van klassieke ornamenten aan de voor- en achterfaçades. In dit proces is de oorspronkelijke eenvoud van stijl aan de achterzijde verdwenen.
De renovaties hadden ook betrekking op de overkapping, waarbij de gracieus gekrulde liggers werden weggehaald. Maar ook deze verbouwing maakte het paleis niet duurzaam bewoonbaar. In de periode dat Gouverneur Barge aan het bewind was (1890 - 1901), werd een nieuwe verbouwing noodzakelijk geacht. Gedurende de verbouwingswerkzaamheden verbleef de Gouverneur met zijn gezin in landhuis Quintz, het huidige landhuis Groot Davelaar. Blijkbaar is deze verbouwing afdoende geweest om aan de eisen van de tijd te beantwoorden, want pas tijdens het gouverneurschap van professor Römer (1983 -1990) werd een grote restauratie noodzakelijk gevonden. Gedurende de periode dat het paleis werd verbouwd verbleef de Gouverneur in landhuis Santa Barbara.
Wat het gouverneurspaleis in Willemstad betreft is het thans zaak dit oude historische gebouw ook voor toekomstige generaties te bewaren. De bouwwijze die in de 17e eeuw werd gehanteerd met gebruikmaking van gestampte koraal als basis voor cement betekent dat de muren van het paleis te lijden hebben onder de zgn. ‘muurkanker’. Het zout in het koraal trekt zoveel vocht aan dat op sommige plaatsen het zelfs een maal per jaar opnieuw schilderen niet voldoende is om de muren schoon en strak te houden. Het behoeft dan ook niet te verbazen dat de zorg voor dit gebouw een bijna dagelijks onderwerp van aandacht vormt voor het Kabinet van de Gouverneur.